De krab met de gulden scharen
De krab met de gulden scharen (1941) sluit opnieuw aan bij de voorgaande exotische avonturen. Deze keer trekt Kuifje naar Noord-Afrika. Daar verijdelt hij de plannen van een gangsterbende die opium in blikjes krab heeft verborgen. Wanneer kapitein Haddock ten tonele verschijnt, ontdekt de lezer een nieuwe manier om zich uit te drukken, gekenmerkt door een pittige woordenschat en een aanzienlijk volume. Een van de meest verrassende scheldwoorden is waarschijnlijk ‘vegetariër’.

Test uw kennis
+
Om de albums aan te passen aan het nieuwe formaat van 62 pagina's herschikt Hergé meestal twee pagina's van zes vakjes op één enkele pagina van twaalf vakjes. Sommige albums zijn eenvoudig om te zetten: 124 zwart-witpagina's worden 62 kleurenpagina's. Voor andere exemplaren moeten er passages verwijderd worden, zodat het verhaal in de nieuwe vorm past. De krab met de gulden scharen is met zijn 100 pagina's het kortste verhaal. Dat vraagt om enige trucage. Eerst en vooral bewaart Hergé de vier buitentekstplaten (pagina's 21, 29, 40 en 49). Daarna maakt hij extra tekeningen voor een betere samenhang tussen de vakjes en vergroot hij bepaalde afbeeldingen zodat ze op een halve pagina passen (pagina's 22 en 35).

Een nieuwe avontuurlijke metgezel
Tijdens zijn jacht op de mysterieuze blikjes krab maakt Kuifje kennis met de man die zijn onafscheidelijke vriend zal worden: kapitein Haddock. Die is er slecht aan toe: hij wordt gevangen gehouden door zijn stuurman Allan en bovenal is hij een zware alcoholist.

Voordat de kapitein van zijn ziekte geneest, neemt hij ruimschoots de tijd om ons met zijn allerbeste scheldwoorden te verblijden: wafelijzers, ectoplasma's, zoetwatermatrozen en nog veel meer, duizend bommen en granaten!

Lik op stuk: Bobbie toont zich ad rem!
Het avontuur begint met een scène, bijna volledig zonder tekst erbij, waarin Bobbie door zijn baasje wordt berispt omdat hij, zoals gewoonlijk, in de vuilnisbakken heeft gesnuffeld. Wanneer Kuifje even later hetzelfde doet, kan Bobbie het uiteraard niet laten om hem een koekje van eigen deeg te geven. Die Bobbie toch!

Op en top echt: van de Glengarry naar de Karaboudjan
De overeenkomst tussen de twee vrachtschepen is opvallend. Het realisme in Hergés decors is vrij sterk doorgedreven, maar de Kuifje-stijl blijft altijd aanwezig “Geen enkel element mag te eenvoudig of te gedetailleerd zijn, alles moet zich op de juiste plek bevinden en opgaan in het geheel.” (Hergé in Numa Sadoul, Tintin et moi - Entretiens avec Hergé, Casterman, p. 64).

Benieuwd naar meer? Raadpleeg dan ons dossier "Havens en dokken".
Mevrouw Haddock: een ontroerend moment
De kapitein die in De krab met de gulden scharen verschijnt, is simpelweg een wrak. Een echte dronkaard! “Een slaaf van zijn zwakte.” (Numa Sadoul, Tintin et moi - Entretiens avec Hergé, Casterman, p. 156). Hij barst in tranen uit en roept om zijn “Moesje”! Aangezien we verder helemaal niets over mevrouw Haddock weten, kunnen we alleen maar speculeren; door bijvoorbeeld te veronderstellen dat ze het niet makkelijk kan hebben gehad met zo'n zoon.

Het land van de dorst: “Drinken! Ik kan niet meer!”
Nadat Kuifje en zijn nieuwe metgezel kapitein Haddock zijn gecrasht met het watervliegtuig dat ze gekaapt hadden, gaan ze in de woestijn op zoek naar een waterput.

De vermoeidheid en een delirium door de alcohol leiden bij de kapitein tot hallucinaties. Als Bobbie er niet was geweest, had het voor Kuifje wel eens slecht kunnen aflopen.
Oude Bourgogne: pas op voor de kurkentrekker
In het midden van de woestijn bezwijken Kuifje en kapitein Haddock onder de dorst, warmte en vermoeidheid.

Als gevolg daarvan krijgt Kuifje een vreselijke nachtmerrie, waarin zijn lotgenoot hem opnieuw voor een fles champagne houdt. Hergé giet deze scène in drie vakjes, die opvallen door hun angstaanjagende effect, dat subtiel wordt opgebouwd.
Kort en krachtig: een bijzonder vakje
De Berbers schrikken zodanig van het salvo aan beledigingen dat kapitein Haddock op hen afvuurt, dat ze stoppen met schieten, rechtstaan en vluchten. Dat alles gebeurt tegelijkertijd in één enkel vakje: elk shot bevat een opeenvolging van gedeconstrueerde bewegingen van de personages. Er zijn twee tekeningen uit zijn hele carrière die Hergé nauw aan het hart liggen. Deze tekening van de Berbers die overweldigd worden door de beledigingen van de kapitein, is er één van.

“Het zou een en dezelfde man op verschillende momenten kunnen zijn: eerst ligt hij, dan komt hij behoedzaam recht, hij aarzelt en tot slot rent hij weg. Je zou het een shortcut in tijd en ruimte kunnen noemen”, (Hergé, in Numa Sadoul, Tintin et moi - Entretiens avec Hergé, Casterman, p. 156).
Fragment uit de tekenfilm
+