Kuifje in Afrika
De avonturen van Kuifje, reporter voor Le Petit Vingtième in Congo (1931) weerspiegelt een koloniaal en paternalistisch tijdperk. Ook voor dit verhaal laat Hergé zich leiden door improvisatie, maar dat zal niet lang meer duren. Kuifje is nog maar net terug uit de USSR of hij vertrekt alweer naar Afrika. Hij wordt in het koninkrijk Babaoro'm als tovenaar gezien en verijdelt de valstrikken van een gangsterbende die de diamantproductie in Congo in hun greep wil krijgen. Afrika wordt op een naïeve manier voorgesteld, wat de paternalistische geest van het koloniale België van begin jaren ‘30 perfect weerspiegelt.

Test uw kennis
+

Het is 5 juni 1930. Lezers van Le Petit Vingtième mogen zich schrap zetten: Kuifje en Bobbie zijn nog maar net terug uit de Sovjet-Unie wanneer ze naar Belgisch-Congo trekken. Dat wordt aangekondigd door teksten met een heroïsche bijklank. We zien zelfs hoe Kuifje zijn uitrusting uitzoekt op de ‘Congo-afdeling’ van het warenhuis ‘Au Bon Marché’. Hergé had eigenlijk het plan opgevat om onze jonge reporter naar de Verenigde Staten te sturen. Nadat hij kritiek had geleverd op het systeem van de bolsjewieken, wilde hij de onvolkomenheden van het Amerikaanse kapitalisme uit de doeken doen.

Congo in plaats van Amerika
Waarom die koerswijziging? Begin jaren 1930 maakt de wereld een zware economische crisis door. Er zijn miljoenen werklozen en als dominosteentjes valt het ene na het andere bedrijf om. Europa, dat geconfronteerd wordt met twee grootmachten die lijnrecht tegenover elkaar staan, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, gaat op zoek naar een derde weg. Met andere woorden, er heerst zowel wantrouwen tegenover het Amerikaanse materialisme en hun drang om steeds meer te produceren, als tegenover het communisme van de Sovjets. Het idee van Hergé (“één dreun voor de Sovjet-Unie, één dreun voor Amerika”) moet in deze context gezien worden.
Maar volgens priester Norbert Wallez, directeur van Le Vingtième Siècle, is er een typisch Belgische situatie die voorrang moet krijgen: het feit dat weinig jonge Belgen enthousiast zijn om een koloniale carrière aan te vatten. Hij rekent op Hergé en Kuifje om jonge mensen warm te maken voor deze bijzondere roeping!
De nieuwsgierigheid van de lezers opwekken
Nadat Kuifjes terugkeer uit de Sovjet-Unie uitgebreid werd gevierd (8 mei 1930), deed Le Vingtième Siècle de lezers van de bijlage Le Petit Vingtième een belofte: “Kuifje zal enkele dagen rusten, en daarna gaat hij samen met zijn trouwe Bobbie weer op pad in verre landen.”

Op donderdag 22 mei 1930 zien we hoe Kuifje, op de cover van Le Petit Vingtième, zich afvraagt: “Waar moet ik heen?” Met sceptische blik observeert hij een wereldbol. Het antwoord verschijnt in het nummer van 29 mei: het wordt Congo! Op 5 juni reizen Kuifje en Bobbie eerst met de trein van Brussel naar Antwerpen en gaan ze vervolgens aan boord van de Thysville. Dat was een van de pakketboten die tussen Antwerpen en Matadi voeren, destijds de toegangspoort tot de Belgische kolonie.
Waarom stuurt Hergé Kuifje naar Congo?
In feite is het priester Wallez die Kuifje naar Congo dirigeert. De Belgische minister van Koloniën had contact met hem opgenomen. Het voorstel luidde om een reeks ‘positieve’ reportages te brengen over de Belgische aanwezigheid in Congo.

Congo was immers eerst privébezit van koning Leopold II van België. Toen die niet langer aan de financiële vereisten kon voldoen die het beheer van dit enorme territorium met zich meebracht, stond hij in 1908 Congo af aan België. Het minste wat we daarover kunnen zeggen, is dat dit geschenk slechts een matig enthousiasme teweegbracht onder de Belgische bevolking.
Kuifje als pleitbezorger van Congo
De kolonie smeekt om leidinggevenden, en enkel de katholieke en protestante missionarissen beantwoorden die oproep. Slechts weinig Belgen voelen zich geroepen om de regio mee te besturen. Hetzelfde geldt voor beroepen die essentieel zijn in een tropisch land: ingenieurs om bruggen en wegen te bouwen, burgerlijk ingenieurs, geologen, mijningenieurs, artsen, leerkrachten, architecten, machinisten …

Uiteraard zijn er handelaren die zich aan een Congolees avontuur wagen, maar het gaat dan vooral om Portugezen, Grieken en Chinezen. Zij krijgen het gezelschap van avonturiers uit de vier windstreken, maar daar komen we later nog op terug. De Belgische overheid wil de bevolking dus warm maken voor een carrière in de kolonie. Priester Wallez stelt voor dat Kuifje hier mee zijn schouders onder zet. En dat idee slaat aan.
Hergé verzamelt documentatie
Hergé wordt door het idee overvallen en is even de kluts kwijt. Want wie kan hem de nodige documentatie bezorgen? De connecties van priester Wallez halen alles uit de kast. Maar het is René Weverbergh, directeur van het maandblad Le Boy Scout en een oude vriend van Hergé, die hem Notre Colonie van A. Michiels en N. Laude bezorgt, dat in 1922 voor het eerst was verschenen. Toevallig is René Weverbergh ook de uitgever van dit boek.

Bisschop Schyrgens, literair columnist bij Le Vingtième Siècle, raadt twee boeken aan: Le Congo belge en Le Miroir du Congo belge. Hergé doet verdere navraag bij de Compagnie Maritime Belge, die een soort monopolie had op de scheepvaart tussen België en Congo. Zo verwerft hij kennis over de vaarroutes, die hij verwerkt in Kuifje in Afrika, en over de levensomstandigheden aan boord van de pakketboten.
Een luipaardman in het museum!
Hergé bezoekt ook het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren, aan de rand van Brussel. Daar ziet hij opgezette leeuwen en krokodillen, voor altijd versteend in een dreigende houding. Wat hem vooral bijblijft, is het beeld van een luipaardman, een lid van een gevreesde sekte. De waarheid achter deze figuren is nooit volledig naar boven gekomen. Ging het om straatrovers die reizigers overvielen? Waren het Afrikaanse nationalisten die in opstand kwamen tegen de blanke kolonialisten? Of ging het om een geheim genootschap waarvan de beweegredenen ook nu nog in duisternis gehuld zijn?
Waarschijnlijk is de luipaardman een mix van dat alles. En wat een buitengewone dramatische energie straalden deze mannen uit! Ze droegen een kap van luipaardhuid en takelden hun slachtoffers toe met de hand (gehuld in een handschoen met ijzeren klauwen) of met een wapenstok waaraan een luipaardpoot was bevestigd! Misschien had de jonge Georges Remi deze luipaardmannen al in actie gezien in de bioscoop en in de populaire literatuur. Edgar Rice Burroughs, de geestelijke vader van Tarzan, maakte van hen de aartsvijanden van Lord Greystoke, die de aapman was geworden.
Of neem deze beroemde dialoog uit Kuifje in Afrika, die oorspronkelijk als volgt luidde: “België is wat we noemen... Een luipaard!” In Centraal-Afrika is de luipaard een angstaanjagend dier. Het wordt gerespecteerd. België vergelijken met een luipaard betekent er respect voor afdwingen. Was Hergé zich hiervan bewust? Waarschijnlijk niet. Hij koos het luipaard omdat deze grote katachtige regelmatig voorkwam in de door hem geraadpleegde documentatie.
Anderzijds is het zeker zo dat zijn Congolese lezers de zin hebben geïnterpreteerd volgens hun lokale culturele referentiepunten. In 1957 gebruikte Jacques Martin, een van Hergés assistenten, luipaardmannen in de De zwarte klauw, een album in de reeks De Avonturen van Alex.
Ongeduldige lezers
Zodra Kuifje in Afrika in Le Petit Vingtième begon te verschijnen (5 juni 1930), tonen de Congolese lezers hun ongeduld. Wanneer zal Kuifje bij hen aankomen? Aan die boottocht lijkt geen einde te komen … Le Vingtième Siècle (en dus ook Le Petit Vingtième) komt aan in de Congolese missieposten. Vanaf 6 juli 1930 beginnen de brieven bij de redactie binnen te stromen. Enkele fragmenten uit twee exemplaren: “Mijn jonge inboorlingen zijn erg geïnteresseerd in Kuifje (...). Ze nodigen hem uit om een paar dagen in hun dorp door te brengen” (brief ondertekend door pater L.).

De jonge Kyola Kongo doet er nog een schepje bovenop: “Ik kleine zwarte blij want mijn kleinvriend kuifje goed gezond. Ik blij kuifje hier kom. Wij kuifje niet eten. Hij hier wel veel eten. Ik gedaan. Kyola” (geciteerd door Philippe Goddin in Hergé, Lignes de Vie - Ed. Moulinsart). We zien dus dat er Hergé niets te verwijten valt wanneer hij het over “die arme kleine neger” heeft!
Het omstreden vakje
Hoeveel opschudding is er toch geweest over dat ene vakje... Kuifje vertelt de Congolese leerlingen over ‘hun’ vaderland: België. Niet vergeten: dit was 1930, het hoogtepunt van het koloniale tijdperk. Alle Europese landen waren het aan zichzelf verplicht om kolonies te bezitten. België regeert over een gebied dat 80 keer zo groot is als het land zelf...

Hergé was zich hier wel degelijk van bewust en herzag het album in 1946: hij verwijderde wat hij voor de Afrikanen als een belediging beschouwde. En dat in tegenstelling tot de Belgische schoolboeken die tot 1960 zonder enige terughoudendheid over “negers” spraken en hen afschilderen als eeuwige kinderen...
Al Capone in Congo
Ook al gaf Hergé toe dat hij “zonder kompas” werkte, hij raakte nooit het noorden kwijt! Tom en Gibbons zijn slechts enkele handlangers van Al Capone “de Getekende, de bandietenkoning van Chicago”. Hergé is niet vergeten dat Kuifje naar Amerika zal trekken, wat hij maar wat graag aan de lezers van Le Petit Vingtième wil vertellen. De aanwezigheid van Amerikaanse gangsters in Congo is gebaseerd op de realiteit. De rijke Congolese bodem, vooral die rond Katanga, trekt heel wat gegadigden.
Goud, koper, diamanten... “Het ligt voor het rapen”, aldus een koloniale gouverneur. Daarbij komt nog het uranium dat België tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de Verenigde Staten verkocht en dat gebruikt werd bij de productie van de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (augustus 1945). Smokkelaars van allerlei aard, gewetenloze avonturiers … Ook zij maken deel uit van het koloniale avontuur. En opnieuw bewijst Hergé zich als vlijmscherp waarnemer.